Opnieuw kleurde het wit rood. Bloedrood. Voor de tweede keer die week was er een adertje in mijn oog gesprongen terwijl de gevolgen van de eerste bloeding tenauwernood waren verdwenen. De timing leek een slechte grap: we kwamen net thuis van de oogarts voor de periodieke prik in M.’s oog.

Ik moest door. Boodschapjes halen voor vader, wat mailtjes beantwoorden en hup! de auto in naar Amsterdam. In het woonzorgcentrum liep ik gejaagd naar de lift. Met een tas levensmiddelen in de ene hand en één vol schone was in de andere lukte het me net om op het knopje te drukken. Vanuit mijn bloeddoorlopen ooghoek zag ik een bewoner aan komen lopen.

‘Wat loop je snel,’ zei hij tegen me. ‘Jullie hebben altijd zo’n haast.’

Ik wist niet precies wie hij met jullie bedoelde, maar ik vermoedde iedereen onder de pensioengerechtigde leeftijd.

‘Ik had je graag willen helpen, maar je was me vóór.’

Schaamte overviel me en ik probeerde de situatie door de vriendelijke ogen van deze bewoner te zien. Waar was ik in hemelsnaam mee bezig? Ik verontschuldigde me voor het feit dat ik hem de kans had ontnomen attent te zijn, en vermeldde erbij dat dit helaas mijn normale tempo was. Ik was me er niet van bewust. Hij liet me voorgaan bij het binnentreden van de lift en we namen hartelijk afscheid toen hij uitstapte op de eerste verdieping.

Ik had er weinig van geleerd. Een paar uur later reed ik naar de kapper, maar liet mijn telefoon met betaalmogelijkheid thuis in de lader hangen. Bij de eerstvolgende gelegenheid keerde ik om, maar besefte meteen dat ik nu mijn afspraak niet ging halen.

‘Doe maar rustig aan hoor,’ zei de kapper toen ik even later belde. ‘Kom maar gewoon hierheen, we kijken wel hoe het loopt.’

Toen ik terugkwam met een nieuwe coupe zegde ik mijn yogales voor die avond af. Het houdt een keer op.

Aanbevolen artikelen

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.