‘Je mag op je rechterzij gaan liggen,’ nodigde ze me uit, nadat ik had verteld hoe ik de afgelopen weken was doorgekomen. Als altijd gaf ik me over, want ik wist dat ze wist wat ze deed. Al negen jaar kwam ik bij haar, al negen jaar bracht ik mijn lichaam voor haar mee. Als ze verhuisde, verhuisde ik met haar mee.
Met haar handen oefende ze druk uit op mijn meridianen, die onzichtbare stromen van levensenergie. Ik zat vooral in mijn hoofd, in de regelmodus, en was mijn lijf voor het gemak vergeten. Maar zodra ik ging liggen voelde ik mijn stervenskoude voeten, de tintelingen in mijn benen en het suizen in mijn oren.
Nu was het de beurt aan het zelfherstellend vermogen van mijn lijf. Het energetisch netwerk, dat werd gevormd door de meridianen, weerspiegelde de levensfuncties. Niet alleen op lichamelijk niveau, maar vooral ook op het laagje daaronder.
Ik voelde wat ze deed, ik voelde dat de energie zich een weg door mijn lichaam probeerde te banen, maar de warmte mocht nog niet naar mijn voeten.
Toen ze klaar was begon ik te rillen.
Toen ik afscheid nam kreeg ik een enorme hoestbui.
Toen ik thuiskwam begon ik te trillen.
Mijn voeten werden warm, maar ik wist ook dat er nog heel wat moest en zou gebeuren voordat de qi weer vrijelijk zijn weg zou vinden.