De een zit in een geel Praxis-krat, de ander in een transparante Iris-opbergbox. Twee levens samengebald in een stapel foto’s en andere persoonlijke documenten. Ik was aan het opruimen en kwam tot de conclusie dat de spullen van de overledenen toch aardig wat kastruimte in beslag namen. Een hele plank die M. ook voor zijn sportkleding kon gebruiken. Ik sleepte de levens naar mijn atelier om uit te zoeken.
Wat moest ik in hemelsnaam aan met oom Bert en tante Riet?
Tante Riet was de een na oudste zus van mijn vader. Een knappe vrouw waarin ik de trekken van zus P. herken. Op de trouwfoto’s uit 1946 straalt ze, nog onwetend van het gegeven dat haar grootste wens nooit in vervulling zou gaan. Het huwelijk bleef kinderloos, en tante’s gezicht werd in de loop van de jaren steeds strakker. De blik in haar ogen verbitterd, ondanks een Foster Parent kindje in Brazilië. Haar grote liefde Gerard was haar steun en toeverlaat, totdat hij begon te dementeren en ze van elkaar werden gescheiden. Eerst in geest en woonruimte, in 1999 definitief door zijn overlijden. Tante moest nog elf moeilijke jaren dóór, voordat ze op 89-jarige leeftijd haar ogen mocht sluiten.
Oom Bert stond dichter bij ons. De broer die boven mijn vader zat. Hij trouwde nooit, had nooit een relatie. Zijn enige poging om een vrouw het hof te maken, om precies te zijn de hospita bij wie hij inwoonde, mislukte. Het was een intelligente en belezen man met een fijn gevoel voor humor, maar de wereld en de mensen die daarbij hoorden beangstigden hem. Een ziekelijke nervositeit zorgde ervoor dat hij werd afgekeurd voor werk. Het katholieke geloof bood houvast, maar ook daarin sloeg hij door. De dames Anneke en Alberdien, van wie wij het vermoeden hadden dat ze niet alleen zíjn, maar ook elkaars vriendinnen waren, sleepten hem mee naar religieuze bijeenkomsten en bestookten hem met gebeden en goede raad. Op 88-jarige leeftijd overleed hij, zittend in zijn stoel.
Rozenkransen, heiligenplaatjes, een bijbeltje goud-op-snee. Een Tau-kruis, symbool van de volgelingen van Sint Franciscus van Assisi. Manchetknopen, een zilveren bladwijzer in de vorm van een dolfijn, diploma’s van de Apostolische School van het H. Hart te Driehuis. Ik zie dat oom Bert ook niet zo goed was in wiskunde, maar wel in de talen. Tientallen foto’s, tante Riet en oom Gerard die op hun huwelijksdag wegrijden in een koetsje voortgetrokken door twee schimmels. Mijn piepjonge ouders op een feestje, zus M. en broer F. als verveelde pubers ernaast. Brieven, ingelijste portretten, een cassettebandje met de opnames van de uitvaart van oom Gerard. Wat moest ik ermee?
Ik heb mijn eigen herinneringen aan oom en tante. De hoed aan de kapstok in het ouderlijk huis, als oom op bezoek was. De eau-de-colognelucht die hij achterliet, zijn hoog opgetrokken broek. De opmerking van tante Riet bij een kerstdiner dat ze niet van Spa Rood hield, het was alsof ze een klap in haar gezicht kreeg. De jaren dat ze niets van mijn ouders wilde weten, tot het contact plotseling weer hersteld werd. De kromme ruggen van beiden, it runs in the family.
Ik houd de spullen voorlopig. Mocht ik er niet meer zijn, dan mogen ze weg. Gelijk met mijn herinneringen, niet eerder.