Morgen gaan we dansen. Dansen op en luisteren naar de muziek van Youssou N’Dour, de nachtegaal van Senegal.

Tweeëntwintig, bijna drieëntwintig was ik toen ik op een salsa-avond in Paradiso twee jongens uit Senegal ontmoette. Het was het begin van een onstuimige periode in mijn leven. Ik werd een wereld ingezogen die zo totaal verschilde van het veilige leventje dat ik tot dan toe had geleid. Ik werd deel van een Senegelees-Nederlandse gemeenschap die met elkaar at, dronk, muziek maakte, danste en ja, ook sliep. We hadden verschrikkelijk veel lol met elkaar en leerden elkaar Nederlands en Wolof. Ik leerde gerechten als poulet yassa en thieboudienne eten.

Ik leerde over het mouridisme, de vreedzame islamitische leer van Cheikh Amadou Bamba Mbacké, diens verzet tegen de Franse overheerser en over zijn leerling Cheikh Ibra Fall.
We verbleven vaak in een leegstaand hotel aan de Leidsekade, waar de twee jongens van de salsa-avond mochten wonen als onderdeel van een deal die zij hadden met de eigenaar voor wie zij in zijn andere hotels werkten. Tegen een hongerloontje, waarvan desalniettemin driftig werd gespaard voor de familie in Dakar. In de verder lege kasten lagen stapeltjes papiergeld klaar om verstuurd te worden.

Een paar maanden na de introductie in deze nieuwe wereld kwam de band Senemali naar Nederland, een begrip in Senegal en omringende landen. Ik ontmoette de leden in de Melkweg, dat op vrijdagavonden tijdens de Roots Rhythm Nights onze vaste stek was. Ik viel voor het bandlid met het grootste charisma. Het bleek de percussionist te zijn.

Bijna alle bandleden waren samen met een Nederlands meisje. Er werden garantstellingen afgesloten, maar vaker werd er getrouwd. Grote feesten met veel eten, bissap en uiteraard muziek. Er werden kinderen geboren, de ene bébé de chocolat na de andere zag het levenslicht en werd verwelkomd met een doopfeest, de ngenté. We kenden zo ongeveer alle Senegalezen in Nederland, want begin jaren ’90 was de grote emigratiegolf nog niet begonnen. We reisden het hele land door en bezochten al onze broers en een enkele zuster, van Groningen tot Eindhoven. Er werd gespaard om de familie in Senegal te bezoeken.

Een aantal jaar was het leuk. Toen verschenen er barstjes in het Afrikaanse geluk. De band viel uit elkaar, er moesten baantjes worden gezocht om de nieuwe gezinnen te onderhouden. De culturele verschillen werden moeilijker overbrugd dan in de zorgeloze beginperiode en niet iedereen bleek even goed bestand tegen de verlokkingen van de westerse, seculiere wereld.
Mijn huwelijk strandde na negen jaar. De kinderen waren gek op hun vader en bleven hem trouw zien, maar met de scheiding verdween Senegal langzaam maar zeker uit mijn leven. Een nieuwe periode brak aan, met een nieuwe man uit het hoge Noorden.
Vorig jaar overleed de vader van mijn kinderen, in Dakar, temidden van zijn familie. En vanuit het niets was daar opeens de warme Senegalese gemeenschap die ons omarmde. We kregen bezoek van neefjes die neven waren geworden en in de voetsporen van hun oom met muziek en dans de kost verdienden in Europa. We werden uitgenodigd, er werd gekookt, gegeten en muziek gemaakt. Er werd gebeden in de da’ara. Twee maanden na het overlijden bezochten we het graf in de heilige stad Touba.

Morgen gaan we dansen, in de Melkweg. Mijn vijfentwintigjarige zoon, mijn dochter van tweeëntwintig, bijna drieëntwintig, mijn Friese man en ik. Samen met een heleboel andere lieve mensen, uit mijn huidige en mijn vroegere leven. Want ik hoor er nog gewoon bij.

Aanbevolen artikelen

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.