Het zal even wennen worden: op de vrijdag hoef ik voortaan geen broodjes meer voor vader klaar te maken. Ik hoef de schone was niet meer in de kast te leggen en geen vuile uit de wasmand mee te nemen. Ik hoef het volkoren tijgerbrood niet meer in pakjes van twee of drie sneetjes te verdelen om in te vriezen. We zullen geen gesprekken meer hebben over de boeken die we hebben gelezen, of over de binnen- en buitenlandse politiek Ik krijg geen versgeschreven gedichtjes meer te horen. De vaste vadervrijdag is voorbij.

Nu is de vrijdag voor kleine F. In plaats van de rolstoel duw ik een kinderwagen voort, in plaats van broodjes te smeren warm ik een flesje op. De vuile was is vervangen voor volle luiers. Ik dans met haar door de woonkamer, we lezen een contrastboekje.
Twee generaties zitten er tussen deze dierbaren. De een staat aan het eind van het leven, de andere aan de start. Allebei zijn ze afhankelijk van onze zorg. Natuurlijk krijgt vader een andere dag in de week. En zal ik zolang hij in ons midden is het tijgerbrood verdelen, zijn wasjes draaien, gelezen boeken bespreken en schoonmaakdoekjes voor zijn hoortoestel gaan halen. Soms met tegenzin, maar altijd met liefde.
Wat een rijkdom dat ik dit mag meemaken.