Deze keer viel hij zwaarder. Niet de persconferentie zelf, maar de weg ernaartoe. Ik had er geen zin meer in. Ik was het, net als zovelen, he-le-maal zat. De saamhorigheid was weg, de betovering van de plotseling lege agenda van vorig jaar allang verbroken.
Ik meende in het fifty-fifty werken thuis en op locatie de balans te hebben gevonden, en had weer met plezier tentoonstellingen, theatervoorstellingen en restaurants bezocht. Maar daar liep ik weer op maandagochtend naar de dependance op de eerste verdieping. Lusteloos gooide ik een wasje in de machine, dat was toch het grote voordeel van thuiswerken?
Er daalde een somberheid op me neer die ik niet zo goed kende. Twee kinderen werkzaam in de hospitality-sector, waarmee zouden zij worden geconfronteerd? Moest het huis van vader straks op slot, en zouden we weer zwaaien vanaf de straat? De kerstdagen kwamen eraan, en ik herinnerde me die van vorig jaar, toen het virus ons huis had bereikt en ik van arren moede de Zweedse kersttatfel snel voor de deuren van de gasten neerzette.
Het leven was ook net een toverbal, schoot door me heen. Af en toe kwam je een donker laagje tegen, maar als je hard genoeg likte kwam daar opeens een prachtige zuivere kleur doorheen.
Laten we er maar weer het beste van maken, op zoek naar het licht in de donkere dagen, zonder onze tong stuk te likken.