Het was op een vrijdagavond. Vader had bij ons gegeten en ik bracht hem terug naar Amsterdam. Eenmaal op de snelweg zag ik direct dat er aan de andere kant iets aan de hand was. Een groot ongeluk, meerdere ambulances, een aangroeiende file. Daar sta ik straks middenin, schoot onmiddellijk door mijn hoofd.

De verkeersinformatie kondigde het onheil vast aan. De hele weg richting Amersfoort en Almere was afgesloten, verkeer moest omrijden via Utrecht. Bam! Ik voelde het laatste restje energie uit me wegsijpelen.  Ik kon natuurlijk een uur bij vader op de bank gaan zitten, of twee, en wachten tot de file was opgelost. Maar het enige dat ik wilde was naar huis, joggingbroek aan en languit op mijn eigen bank.

Ik zette vader af en keek naar de verkeersinformatie op mijn telefoon. De file was tot monstrueuze proporties uitgegroeid. Toch kon ik het niet opbrengen om in Amsterdam te gaan zitten wachten, daarvoor was ik te onrustig. Ik belde M. om te vertellen wat er aan de hand was. ‘Ik ga nu rijden hoor. Ik heb water, kauwgum en ik hoef niet te plassen. Mijn lievelingsprogramma Mangiare begint zo op de radio. Ik houd rekening met een rit van twee uur, maar dat moet dan maar.’

Gelaten reed ik over de ring A10, met een suizend hoofd van vermoeidheid. Nogmaals werd na het nieuws de wegafsluiting aangekondigd. Ik zou wel worden omgeleid naar Utrecht. Bij het knooppunt Watergraafsmeer draaide ik de A1 op. So far, so good. Opeens viel mijn oog op een bord dat daar al jaren hing: wisselbaan Almere, 1200 meter. Even later weer een vrij onopvallend teken: wisselbaan Almere open. Het zal toch niet? Waarom stond er dan zo’n gigantische file?

De auto voor me schoot naar links, de wisselbaan op. In een impuls schoot ik er achteraan. Ik had nog nooit op de wisselbaan gereden. Op het tussen betonnen blokken ingesloten asfalt reed vrijwel niemand. Rechts naast me begon de file. Kilometer na kilometer vloog ik er voorbij, alsof ik droomde. Ik voelde intens mee met de mensen die daar vastzaten in hun auto. Misschien hadden ze dorst, trek, en moesten ze plassen. Ze hadden misschien geen kauwgum en wisten niet dat Mangiare op de radio was. Tot aan de splitsing bij Naarden stond het verkeer stil.

Engelen bestaan niet, dacht ik altijd. Maar toen ik na twintig minuten thuis was, zelfs sneller dan normaal, was ik ervan overtuigd dat er meer was tussen hemel en aarde.

Even had ik me de koningin gevoeld. Iets of iemand had me behoed voor een gekmakende avond in de file.

Aanbevolen artikelen

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.