We hadden vriend B. begraven en waren ons weer extra bewust van de eigen sterfelijkheid.
Doodmoe, dat ook.
Een paar weken ervoor hadden we het wilde plan opgevat om toch te gaan verbouwen. Het was al eens eerder langsgekomen, maar ach, wat zouden we ons op de hals halen. Al die troep, en ging het eigenlijk wel lukken, zelf een muurtje weghalen zonder dat het hele huis instortte?
Maar twee zielen, één gedachte. Althans: ik dacht het, en M. zei het. Zou het niet fantastisch zijn als we de voormalige slaapkamer van X. toch bij mijn ateliertje zouden trekken? Wat een heerlijke grote en lichte ruimte zou dat kunnen worden.
Nu B. er echt niet meer was begrepen we dat we niet langer moesten wachten om onze dromen te realiseren. Het leven kon, dat hadden we weer gezien, zomaar voorbij zijn.
Een atelier en workshopruimte ineen, ik zag het helemaal voor me.
Nu moesten we de beren op de weg nog zien te verdrijven. Stukje voor beetje. Om te beginnen verhuisde ik mijn tekenspullen naar mijn werkkamer. Daarna begon ik in mijn hoofd lijstjes te maken van de tientallen boeken die van één naar twee hoog moesten. Of omgekeerd, van twee naar één.
Een planning hadden we nog niet, die hing af van een beschikbare stukadoor die de ontstane schade moest gaan herstellen.
In plaats van lijstjes maken kon ik beter maar gewoon beginnen. Op maandagochtend vulde ik krat na krat, sjouwde me het leplazarus en richtte zowel op één als op twee hoog de boekenkasten opnieuw in. Zo zou het worden, nu had ik een beeld. Tevreden liet ik M. zien wat ik gedaan had.
Een uurtje later riep hij dat hij een stukadoor had gevonden, die de week erna tijd had.
Ik kon maar beter meteen doorpakken. Opnieuw vulde ik krat na krat, nu met alle boeken die van boven naar beneden moesten, maar niet nadat ik een foto had gemaakt van de gewenste situatie.
Mijn werkkamer slibde dicht. Krat na krat werd opgestapeld, totdat een blauwe muur met hier en daar een toren mij omringde. Alsof ik een filiaaltje van de grootgrutter was begonnen. Met moeite kon ik mij een weg banen naar mijn werktafel.
Niet in paniek raken, hield ik mezelf voor. Het was voor een goed doel.
Over een paar dagen zou M. gaan beginnen met het wegbreken van de muur. Opeens sloeg de twijfel bij hem toe. Zou de lange muur met de twee deuren het wel houden als hij het zijmuurtje sloopte?
Ik adviseerde hem even naar buren om de hoek te lopen, die we wel eens op een verjaardagsfeestje bij andere buren tegenkwamen. Ze hadden laten vallen dat zij van de twee zolderkamertjes één ruimte hadden gemaakt, waar de biljarttafel stond. We waren altijd van harte welkom om dit te komen bekijken.
M. bleef lang weg. Erg lang. Op zich een goed teken, maar toen hij er uiteindelijk weer was vertelde hij dat net duidelijk was geworden dat de vrouw van het stel een hersentumor had. Ter grootte van een tennisbal. Haast was geboden.
Desondanks had de buurman aangeboden M. te komen helpen, over een paar dagen. Hij zou hem voordoen hoe hij moest beginnen en had zijn kwaliteitszagen al meegegeven.
Dezelfde avond stond hij plotseling voor de deur. Maandag zou toch niet lukken, want ze waren gebeld dat zijn vrouw die dag al terecht kon in het ziekenhuis voor een intakegesprek. De operatie zou waarschijnlijk dezelfde week al plaatsvinden.
Vrolijk stelde hij voor om dan nu maar te beginnen met de demonstratie. Terwijl ik beneden de afwas stond te doen ging boven de zaag de muur in.
Er was geen weg meer terug.