De hamsters en de ambulance

Collega M. had een prachtige recensie geschreven over het boek Hamsters in je hersenen van Joachim Meyerhoff. Ik complimenteerde hem met dit grote redactionele artikel. Ik las tussen de regels door. De recensent had, evenals de schrijver van het boek, een herseninfarct gehad en moest verder leven met de gevolgen hiervan.

Het verhaal van Meyerhoff stond op zichzelf, maar was het vijfde deel uit een autobiografische cyclus waarvan ik de eerste drie delen had gelezen. Volgens collega M. kon ik deel vier overslaan. Ik besloot de Duitse versie van het nieuwe boek aan te schaffen. M. gaf aan dat dit goed te doen was en bovendien was het een stuk goedkoper dan de Nederlandse vertaling.

Op vrijdag kwam het binnen. Hamster im hinteren Stromgebiet.

Zaterdagmiddag haalde ik vader op in Amsterdam, hij zou weer eens bij ons komen eten. Ik had een Mexicaanse maaltijd voorbereid, de tafel vast gedekt, de huiskamer gestofzuigd en de keukenvloer gedweild.

Om half vier waren we thuis. Het zonnetje scheen, we dronken thee in de tuin en aten er een zelfgebakken Zweeds koekje bij. Mijn M. vertelde enthousiast over de survival run die hij die ochtend in Delft met succes had afgelegd.

Opeens keek hij zijn schoonvader aan, die wat begon te hoesten. ‘Gaat het wel, O.?’ vroeg hij bezorgd. Ik keek opzij. Kreeg vader het koekje nou niet goed weg? Ik rende naar binnen voor een glaasje water, maar dat mocht niet baten. Op mijn vraag of hij liever naar binnen wilde knikte hij.

We stonden op. Vader zakte door zijn benen en kwam in het siergras onder de olijfboom  terecht. Eerst dacht ik nog dat hij was gestruikeld, maar nadat we hem omhoog hadden gehesen en hij bleef wankelen begreep ik dat er meer aan de hand was. Zo goed en zo kwaad als het ging hielpen we vader naar binnen en legden hem op de bank.

Zijn linkergezichtshelft voelde raar, zei hij met een onherkenbare stem. Zijn linkerhand tintelde. Ik belde 112, al was dat volgens vader niet nodig. Hij werd witter en witter en sprak met dubbele tong. Tot overmaat van ramp kreeg hij geen lucht meer. Voor mij was er geen twijfel mogelijk: de hamsters waren gearriveerd. Ik opende de voordeur in de kinderlijke overtuiging dat de ambulance hierdoor eerder de straat zou binnenrijden. Binnen no-time stonden er twee doortastende hulpverleners in onze huiskamer. Wat een geluk dat ik net had schoongemaakt, was de burgerlijke gedachte die door mijn hoofd schoot.

Vader werd aangesloten op de apparatuur en beantwoordde de vragen die trefzeker op hem werden afgevuurd. M. haalde de tussendeur uit zijn hengsels, ruimde het halletje leeg en zette de stoelen aan de kant. Ruim baan voor de brancard. Voor het geval hij een ongeluk kreeg, stak vader altijd zijn identiteitskaart in zijn jaszak als hij de deur uitging. Nu overhandigde ik de ID aan de getatoeëerde ambulancemedewerkster en nam me voor om nooit meer te lachen om vaders houding van je-weet-nooit-wat-er-kan-gebeuren.

Daar ging vader, negentig jaar oud en van zijn leven nog geen dag in een ziekenhuis gelegen. Wij reden erachteraan.

Hij bleef een nachtje over en herstelde vrij snel van de TIA of het kleine herseninfarct dat hij had gehad. Een etmaal na het ineenzakken in onze Almeerse tuin mocht hij weer naar huis.

Het boek ligt een week later nog onaangeroerd op mijn nachtkastje.

Aanbevolen artikelen

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.