Vader had drie mooie Parker-pennen. Hij gaf ze onlangs weg, met warme hand. Elk van zijn nog in leven zijnde kinderen kreeg er één. Voor mij had vader die met het logo van het stadsdeel Amsterdam-Noord bedacht. Op de dop prijkten de drie kruisjes van de stad waar ik geboren en getogen was, en een strakke N van het indertijd nog verfoeide deel aan de overkant van het IJ. Snel daarna zou Noord Gestoord borrelend en gistend omhoog stoten, hier en daar schade aanrichtend aan wat was. Voor de buitenwereld werd het een nieuwe, aantrekkelijke en peperdure plek om te wonen en te werken, vooral als je jong en creatief was.
Maar dat alles moest nog komen op de dag dat vader de pen kreeg overhandigd, in januari 2007. Noord bestond het jaar ervoor 25 jaar, althans het gemeentelijk apparaat, en dat werd gevierd met de Verkiezing van de Stadsdeeldichter. Vader redde het net niet. De jury bestond uit Noorderlingen, bijna-Noorderlingen en oud-Noorderlingen van naam. De excentrieke dichter Simon Vinkenoog. Tekstdichter en presentator Ivo de Wijs. Schrijver en journalist Jan Donkers. Acteur Frits Lambrechts, die we vroeger wel eens zagen lopen achterin de Banne en in wie we vooral Hoofdpiet zagen.
Deze jury kende vader de tweede prijs toe.
Het net niet winnende gedicht moest wel worden voorgedragen op de feestelijke nieuwjaarsbijeenkomst. ‘Doe jij dat maar,’ had vader gezegd. ‘Ik ga niet op dat podium staan.’ Ik droeg het gedicht voor en daarna moest vader op de foto met de juryvoorzitter, de versgekroonde Stadsdeeldichter en een piepjonge Miss Noordje.
‘De dochter van de dichter moet ook op de foto,’ riep voordrachtskunstenaar, dichter van dienst bij eenzame uitvaarten en lsd-expert Vinkenoog vrolijk uit. Twee jaar erna zou hij overlijden, en voor de laatste keer over zijn geliefde Noordse volkstuinenpark worden gedragen. Ik kwam erbij staan en we lachten naar de fotograaf.
‘Ik ben blij dat ik niet heb gewonnen,’ vertrouwde vader me toe, terwijl we terug naar huis fietsten. Hij naar de Pinas-, ik naar de Pruimenstraat. ‘Dan had ik vier jaar lang gedichten moeten leveren. Deze prijs is net mooi genoeg.’ Liever schreef hij zijn geestige afwasgedichtjes, hij had er inmiddels honderden gemaakt.
Vorige week kwam jurylid Frits Lambrechts langs in de zorginstelling waar vader woonde, om met een kleine commissie te praten over het aanstaande jubileum. De acteur zou een feestlied schrijven, maar vader had het al af. Misschien vond Hoofdpiet het wel makkelijk dat het al geschreven was, hij had er in ieder geval niets op aan te merken.
Toch nog gewonnen.