Op vrijdagmiddag was daar het verlossende telefoontje: kat Oskar was door de dierenarts goed genoeg bevonden om in huiselijke omgeving verder te herstellen van de verwondingen waarmee hij in het asiel was binnengebracht.
Ik kon er bijna niet van slapen.
De volgende ochtend legde ik een fleecedekentje op de bank, met daarop het door oma F. gehaakte kleedje, zette de te kleine, te dure mand van zeegras klaar (de te grote, te dure mand was al retour gestuurd) en posteerde de eigengemaakte krabpaal van een in het Vroege Vogelbos gevonden boomstammetje ernaast.
Oskar was meer dan welkom.
Een paar uur later liep hij nieuwsgierig door de woonkamer en keuken, lag met zijn lange lichaam op het dekentje en negeerde zoals verwacht de te kleine, te dure mand.  Het leren fauteuiltje probeerde hij als krabpaal te gebruiken, maar de duidelijke stem van M. maakte daar snel een eind aan. Hij vond de kattenbak, deed zijn behoefte, dronk water en at brokjes. Een voorbeeldkat. Natuurlijk schrok hij ook even van een voorbijhollende buurjongen, kroop hij af en toe onder de bank, maar zocht uiteindelijk een veilig plekje op de warme radiator in het halletje. We knuffelden wat af.
De avond viel en we gingen naar boven. Oskar bleef achter in de donkere huiskamer. In de loop van de nacht, toen ik naar de wc ging, hoorde ik hem beneden mauwen. Wat een geluk.
Al iets voor 6 uur stond ik op. Vol verwachting opende ik de deur naar de woonkamer.
Doodse stilte.
Geen kat te bekennen.
Niet onder de bank. Ook niet op de radiator in het halletje. Nergens.
Ik keerde me om en liep de keuken in. Mijn hart stond stil.
Er ontbrak een enorme punt uit de hardplastic klep van het afgesloten kattenluikje. Die lag buiten in de tuin. Vol ongeloof staarde ik door het gat naar het stukje groen dat ik normaal niet zo helder zag.
Het was moeilijk te bevatten, maar Oskar had zich dwars door het luikje heen gebeukt.
Ik maakte M. wakker, die een paar minuten later schuddend met een bakje brokjes langs de bosjes bij de tennisbaan liep te roepen. Ik appte mijn contactpersoon bij het asiel, die zo haar best had gedaan om mij al die weken te informeren over de toestand van de kat. Ik gaf Oskar als vermist op bij vrijwilligersorganisatie Amivedi en plaatste een bericht op de facebookpagina van Vermiste Dieren. Ook op de site van de chipregistratie meldde ik de vermissing van onze kersverse kat, en ik belde de Dierenambulance met dezelfde boodschap.
Heel Almere stond op zijn kop. Het bericht werd tientallen keren gedeeld en de ene na de andere hartverwarmende reactie kwam binnen. M. kwam ook weer binnen, helaas zonder kat. Ik liep zelf een rondje, wanhopig Oooooskar roepend, en was me akelig bewust van de vergelijking met Pippi die de piraat met dezelfde naam om de tuin probeerde te leiden. Ja, eigen schuld, daar was hij ook naar vernoemd.
Hulptroepen uit de Kruidenwijk arriveerden om vanuit verschillende windrichtingen sporen van visolie te trekken. Er rolden veertig flyers met hulpvraag en foto uit de printer, die ik bij alle buren van het blok in de brievenbus duwde en op de lantaarnpalen in de buurt plakte.
Het mocht allemaal niet baten. Even nog maakte mijn hart een sprongetje toen een buurvrouw van de overkant belde, maar ze brak in snikken uit en moest duidelijk haar eigen verhaal kwijt over een in het verleden vermiste kat. Daar hadden we geen tijd voor.
Na een laatste avondlijke ronde met zaklantaarn langs de bosjes bij de tennisbaan gaven we het op. Oskar de Beuker was vast en zeker al kilometers ver. Misschien liep hij wel op de A27, terug naar het asiel in Utrecht. Ik had het over ons afgeroepen door hem onafhankelijk en dapper te noemen. Zijn onverschrokken ik-ben-anders-dan-anders uitstraling te prijzen. 
 
Ik stofzuigde, trok het fleecedekentje recht en controleerde voor de laatste keer mijn berichten. M. bedacht een constructie om de schuttingdeur op een kier te houden en strooide tegen beter weten in nog wat brokjes in Oskars bakje.
Toen gingen we naar boven.
Al iets voor 6 uur stond ik op. Met een leeg hart opende ik de deur naar de woonkamer.
Oskar sprong van de stoel en kwam enthousiast naar me toe gehold.
Ik stond als aan de grond genageld.
Het overgebleven deel van de plastic klep lag op de mat in de keuken. Net zo hard als Oskar zich 24 uur ervoor een weg naar de vrijheid had gebeukt, had hij zich nu terug naar binnen geworpen. Het blikje met het restje tonijnolie lag omgekeerd op de grond, de brokjes waren verdwenen.
Ik maakte M. wakker, die een paar minuten later het kattenluik verwijderde en een plaat MDF voor het gat schroefde.
Wat bofte ik toch met mijn anders-dan-anders-mannen.

Aanbevolen artikelen

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.