Het verhaal laat me niet los.
Het verhaal kwam los na een geschreven terugblik op onze heerlijke zomervakanties in Egmond aan Zee. Een heuse publicatie in een gigantische oplage gedrukt, wat was ik trots.
Zeven zomers lang zaten we in het huis van de familie G., bijna vijftig jaar geleden voor de eerste keer. Een peuter van net twee jaar was ik, en acht jaar oud toen we er voor het laatst waren. Het gezin waarvan we huurden zat met zijn drieën opeengepakt in het schuurtje achter het huis. De man stroopte en bracht zijn konijnen mee naar de binnenplaats, waar wij niet mochten komen.
Dat alleen al was genoeg om over te willen schrijven.
Maar toen.
Ze meldde zich zelf, de dochter van de stroper waarvan ik het bestaan niet kende. Want terwijl wij vakantie vierden , en ik misschien wel in haar bed lag, woonde zij in Amsterdam-Noord. Op een steenworp afstand van waar wij zelf de rest van het jaar woonden. Haar zoontje had ze bij haar ouders achtergelaten.
Ik zocht haar op, meerdere keren. Want, het loopt soms vreemd in het leven, ze woonde ook nu weer vlakbij mij. Steeds kreeg ik een beetje meer van haar verhaal te horen. Mijn nieuwsgierigheid bracht me terug in Egmond. Ik sprak met mensen die haar hadden gekend, en mijn fantasie vulde de open plekken in.
Ik wilde haar verhaal opschrijven, maar wist dat zij dit niet wilde. Ik probeerde het in romanvorm, waarbij ik haar naam veranderde naar Aal, maar de uitgevers hapten niet. Ik overwoog een cursus Literaire non-fictie, om het verhaal, dat steeds meer het verhaal van haar moeder werd -die ik Anna noemde,- op een verantwoorde manier te vertellen. Maar dan had ik wel de medewerking van mijn bron nodig.
Een maand geleden was ik voor het laatst bij haar. Een blijmoedig mens, ondanks de ellende die haar in het leven ten deel is gevallen. Wat voelde ik me slecht, ze moest eens weten.
Al zeven jaar reist haar leven mee in mijn hoofd. Ik hoop dat het er ooit uitkomt. Al is het maar om te laten zien dat je je niet moet laten kisten. Nooit.